Het ijsje dat smaakte naar het blauw van de Vlaggenstick. Dezelfde vorm, ribbelstructuur. Teruglopen van het strand. Verwaaid. Moegespeeld. Midsland aan Zee. Het ijsstalletje. De Olakaart op kinderhoogte. Knisperend glad papier. Het koudste blauw. Flets. Bijna doorschijnend. Lippen verdoofd van kou. Optrekkend naar je wangen. Mondgevoel. Schrappen met je voortanden. Een dun laagje. De laatste smaak uit het stokje zuigen. In je mond laten. Hangen. Morgen weer. Dezelfde. Elke dag. De smaak. Zomervakantie op Terschelling. De frozenvariant die ik vanavond hoopvol at was een teleurstelling. Troost. Ik vond hem terug. Mijn Bluenix. In De Kus.