Het is leeg aan de plas. Het is blauw boven de plas. Het is fijn aan de plas. Rust. Uit de wind. Camper in de rug. Uitzicht en H op de plas. Mijn haren moeten gewassen. En passant krijgt het badhokje ook een beurt. Ik ben er nou toch. Vloertje gelijk mee. Het laatste sop dweil ik geknield achterwaarts naar buiten. Camperdeurtje wagenwijd. Een geluid. Een schop. Een klap. De bal rolt onder mijn naakte achterste onder de camper door. Jongens doelloos op mijn bescheiden buitenplaatsje. In een jas. Met handen naar beneden. Zeggen geen van allen. Boe. Bah. Mijn hoofd. Blikt en verbloost.
Schuin achter de camper huist opeens een keurig gezin. Zij doen het woord gezin dan ook echt eer aan. Een rijtje middelgrote kinderen. Strakke gekamde staarten en quasi krullen van gecapuchonde meisjes. Elk individu vlekloos gekleed. De meisjes strakke broekspijpen met ruimte voor twee omslagjes tot enkelbloot. De sneakertjes onberispelijk. Fel geveterd. De jongens gerubberd in surftenue. Ik tel er zeven. Met elkaar. Koetjes. Kalfjes. Geen onvertogen woord. Keurig.
Haren ontklit. Camper gekuist. Op de stretcher. Geïnstalleerd. Links leeg. De plas. Schuin voor mij. Rechts. Op enkele meters. De keurigen. De vermoedelijke ouders lopend langs het water terug van samenzijn-happy-wandeling. Donkerblauw jack. Getailleerd. Kraag omhoog. Even voor mij langs. Geen knik. Geen dag. Recht in mijn gezicht. Er volgt een spel. Een gezinsspel. Kubben. Stokken en blokken. Ik hoor het. Te dichtbij. En Beheerst. En volgens de regels. De regels. Van vader tot zoon. Van de dames tegen de mannen. Af en toe een keurig kreetje. Gewonnen.
Haarscherp. De deels droge kleedjes. De groengele nijlgans strontvlekjes schijnen nog door de vlekkengesprayde badstoflusjes. De camper binnenvloer moest bedekt met zacht lichtblauw. Voor blote voeten. Het ruitje wappert. Gekreukt, Het formica tafeltje mist een pootdopje. De wind schudt de driepoot. Gammel. Te oranje emmer. Plastic KARWEI-tasje. Vol. Zelf geraapte oesterschelpen. Leeg. Opeens onzinnig. Mijn benen wijd. Over de ijzeren rand. Her en der. Verroest. Boekjes ertussen. Het elastiek. Rekloos. Gelubberd. Te kijk.
Manvolk bekijkt hun zeilplank. Op het gras. Nog dichterbij. Mij. Slechts houten paaltjes tussen ons in. Het bikinibroekje voelt te klein. De rest. Te groot. Bloot. Schuilen achter de zonnebril. Ze bespreken het zeil. In mijn zone. Te intiem. Ik ben er niet. Bij. Een driegesprek voor twee. Vader en zoon. Over het zeil. Het stiksel. Een gat.
Ik zak. Langzaam. Mijn billen raken bijna de steentjes. Aan de grond. Doorgezakt 2.0. Stretcherkuil. Het boek schuift op. Met twee handen breng ik het dankbaar op borsthoogte. Ik heb woorden. Gevonden. Weg. Niets. Zeggend. Zinloos. Keurig.