Ik werd gegrepen in 5havo. Door Esmoreit. En dat was niet mijn klasgenoot. Het verhaal werd tijdens de les Nederlands afgespeeld op een cassettebandje. Ik werd stil. Ik luisterde. Ademloos. Daarna wou ik meer. Maar het stopte. Ik was wederom aangewezen op mijn eigen boeken en lijst. 18 mooie werkjes las ik. Een 9 voor mijn mondeling. Verder had ik niets met het vak. Een combinatie van docent zonde orde en mijn rebelse houding. Ik zou juf worden. Na mavo vanzelfsprekend doorgestroomd naar havo. Met mijn diplomaatje toog ik naar Rotterdam. Op mezelf.
Op het prikbord van de Nutsacademie te Rotterdam hing een briefje. Docent gevraagd 1 t/m 4 mavo. Spoed. Het was 1989, ik zat in het derde jaar, deeltijd m.o.-A. Ik belde, een dag later zat ik bij de directeur in een kamertje. Een uur later kwam ik met een een fulltime baan naar buiten. 1 t/m 4 mavo, in elke leerjaar twee parallelklassen. Ik was docent Nederlands.
Op maandag 21 november in het jaar 1989 startte ik mijn carrière in het onderwijs. De lesmethode ‘Opbouw’, vertrouwd, had ik zelf zes jaar voor mijn neus gehad. Daar moest ik het mee doen. Het bussen in alle vroegte vanaf Zuidplein was snel een drama. Mijn salaris was toentertijd al ruimschoots op voor het einde van de volgende maand dus met voorgeschoten gelden van Jan & Ria Maartens een 2CV Charleston (LB-64-HF) overgenomen. Ik verdiende 1311 gulden netto per maand. Elke dag in de eend rokend en hard zingend naar de P.J. Plaisier mavo in H.I. Ambacht. Ik scoorde het hoogste gemiddelde op het CE, wist ik veel.
Het tweede jaar werkte ik ook op Develstein in Zwijndrecht. Aan het eind van het jaar werd ik ontslagen…geen klachten maar of ik nog een diploma ging halen? O ja, die studie… daar was ik niet meer geweest. De vriendelijke adjunct gaf me de tip op een grote school te gaan werken. Ik belde naar Angelus Merula in Spijkenisse, zij zochten een docent Nederlands. Loze advertentie, de rector moest intern schuiven, maakte excuses en verwees mij door naar Comenius, die zochten een eerstegrader. De rector van het Comenius vroeg mijn CV langs te brengen. Ik schreef er een met vulpen, keek in het stratenboek, trok een nette broek aan en reed in mijn eend van Rotterdam naar Krimpen aan den IJssel. De uitlaat was verrot, dus ik parkeerde niet frontaal voor zijn woning. Ik belde aan en overhandigde het verse CV, het was donderdagavond. Op de laatste vrijdag voor zomervakantie 1991 had ik een baan, 31 lesuren 1 t/m 5 havo/vwo. Ik beloofde dat ik op 1 september mijn diploma had. Ik regelde mijn tentamens, parkeerde mijzelf in de geleende vw-camperbus van de ouders van vriendje Frank op een camping in Burgh-Haamstede en ragde er 70 primaire en secundaire literaire werken door. In de laatste week schreef ik mijn scriptie.
Op schooldag 1 dronk ik bier op uitnodiging van H en collega’s uit de rokershoek. H vanaf die dag mijn maatje op school. Ik deed nog een kwartaaltje mee op de M.O.-b maar ik liet mij liever opslokken door buitenroosteractiviteiten, dagexcursies en buitenlandreizen. Als er een bus voorreed, was ik van de partij. Van twee scholen naar één. De 2CV werd een VW-polo, de polo een Jetta (enige auto waar 12 kratten bier in de achterbak konden). Cobus, de bar op vrijdagmiddag, de bierautomaat, zeilen met havo-4, Praag met vwo-5, alles met H.
Zuid werd Kralingen, ik kocht Honingerdijk 111b . Daarna kwam een blauwe Audi 80 (wederom met voorschot) en niet veel later een HD fatboy (hypotheek 2). In 1998 kregen we dat wat de leerlingen dachten dat wij al hadden. H kocht een T3 campertje en een HD FXR. Het werd ingewikkeld. In 2000 gingen we in gemeenschap van goederen.
In 2001 deed ik mee aan een interne ‘sollicitatie’. Er waren drie nieuwe directeuren, die mochten nieuwe hulpjes uitzoeken. Ik was gretig en dus zat ik opeens op de 11de verdieping in een hotel in Rotterdam voor een dichte deur op de gang. In de rookglazen spiegel zag ik dat ik het donkerblauwe rokje achterstevoren had aangetrokken. Met een zweetsnor, het rokje was keurig maar nogal strak, draaide ik het een halve slag tot de rits en de twee paspel zakjes over mijn billen spanden. Juist op tijd ging de deur ging open. Ik betrad een naar gerookte zalm ruikend kantoortje. Ik zag de broodkruimels op zijn wang. Ik sprak en kreeg de job. Ik had nul ervaring, dus met mij benoemde hij uiteindelijk ook een andere collega voor 10 brugklassen en 3 tweede klassen. De collega haakte na een maand af, de directeur verliet na een rumoerige vergadering op 4 oktober het pand en ik bleef dapper weerstand bieden. Er kwam een vervangend directeur en ik raasde door. De aanmeldingen stegen, het team was jong, ‘eerste klas onderwijs’ een hit.
Ik werd ongevraagd gebombardeerd tot high-potential en mocht als uitverkorene voor het CVO op een rete dure tweejarige interne training voor managers. Er kwam tegenstand, tegenwerking. Van bovenaf. Ik streed.
Na twee jaar was ik soort van manager. Alle heren-rectoren kwamen hun toekomstige concurrenten een certificaatje overhandigen. Dat was na de laatste bijeenkomst om 9.00 uur ’s ochtends op een sjieke locatie in Oisterwijk. Eerst op de foto voor het clubblad. Ik had van pure pret met een andere oud-collega en mede high-potential na het diner avond ervoor en voor de zoveelste keer in dat hotel wat al te hebberig van de D.O.M. geslurpt en te weinig van de koffie. Als doorgewinterde excursiebegeleiders samen met P.B. op de gang van het hotel tot diep in de nacht een nazit gedaan en e.e.a. soldaat gemaakt. Met dikke ogen en een bonkend hoofd was dan de ceremonie daar. Het onbijt haalde ik niet (nooit), de Nerofen 400 had ik met de koffie uitgekotst en mijn truitje was te dun. Ik had het koud en was brak. In de hal deden de rectoren hun ergerlijke handenschud ronde. Kweekel sprak: ‘Bij wie hoor jij?’ Ik wist het meteen en rochelde doorgerookt met whiskey-stem: ‘Bij Henk.’ P.B. sprak: ‘Dit gaat ‘m nooit worden, Maartens.’ Hij had gelijk. Ik begreep die taal niet, ik leerde die taal niet. Het is mij nooit gelukt.
In 2004 volgde een ronde voor de adjuncten. Ik las de functie-omschrijving Ik vroeg H wat dat was ‘jo-broow-teesjen’ en schreef daarna op de pc een soort van briefje. Ik mocht meedoen en moest een voordracht van exact 20 minuten houden. Ik deelde het geheel heilig gelovend in het goede in drieën. Om 18:47 uur reed ik in de nog vochtige linnen broek naar school. Toen ik uit de auto stapte voelde ik het al: het linnen had zich direct gevormd naar mijn zithouding, de stof was gekreukt, warm en opgerekt. Het ontbreken van riemlusjes deed de broek langzaam zakken. Hijsen was niet ter sprake. Ik deed mijn vlammende speech met zakkend kruis in 19:36 minuut aan de M.R.,het curatorium en een paar belegen ouders. Collega’s die niet aan de opdracht voldeden werden allen benoemd. De sloomste en incapabelste werd uiteraard mijn baas.
Het werd crisis. In november moest de gehele schoolleiding bij elkaar komen aan de grote tafel bij rector Roel. De boel zou klappen. Ik had hoop. Valse hoop, dat bleek later. Iedereen mocht zijn zegje doen m.b.v. een metafoor. Ik reutelde en verhaalde over de onzalige opgelegde verticale onderwijsteams als in een tafelvoetbalspel. Mijn leidinggevende lispelde over een koor, dirigent en één persoon die dapper vals bleef zingen. De rector besloot het uren durende crisisgesprek met een laatste vraag: ‘Wat zou jij doen als je rector was?’ Ik mocht eerst en voor ik het wist rolden de woorden uit mijn mond: ‘Een Renault Laguna kopen.’ Het bleef stil.
In het voorjaar 2005 was het crisisfeest compleet, ik wankelde en bleef nauwelijks overeind tussen de mannen en het politieke machtsspel. In juni werd ik gebeld, of ik op een andere CVO school, het PENTA in Poortugaal een schooltje wou groot maken. Dat wou ik wel. Ik verkaste, timmerde mijn witte sloophouten bureau en begon met frisse moed opnieuw in een noodgebouw in het mooie Albrandswaard. Ik reed de witte vw-bus (doorlopend krediet) met grijs kenteken naar school, een schone lei. Van een dolle vrijgevochten goede bende naar een slepend gebeuren. Collega’s werden vrienden. Gelachen en gejankt. Alles of niets. Alles kon, uiteindelijk na een verhuizing en een kickende mavo mocht er niets.
Na 13 directeuren in 10 jaar waagde ik nog één poging. Een assessment voor directietalent moest het uitwijzen. In het hotel in Oostvoorne was ik havenbaron, conrector onderwijs en presentator. Meisjes en jongens van een bureau observeerden en keken neutraal-serieus. Mijn directrice, vanwege haar voornaam gebombardeerd tot Le Duc, mocht na twee weken de blijde boodschap brengen. Ze begon met een compliment, ik was de allerbeste van de 30 kandidaten op strategisch management. Daarna keek zij mij aan, het papiertje hield ze opzekop voor mij, haar hand bedekte het onderste geschreven gedeelte. Mijn maag draaide, het hoge woord kwam eruit, het onderste geschrevene was voor intern, dat mocht ik niet lezen, ik moest met mijn ambities maar buiten het CVO gaan kijken. Ze stopte. Ik wachtte op de afsluiter: les 1 van de sandwich-feedback, tevergeefs. Ze was klaar. Met mij.
Ik gammelde nog een jaar door met vreselijk goede en fijne collega’s, maar ‘we’ maar vooral ik moest in het gareel. Dat wrong. November 2009. Mijn vader ging opeens dood. Ik wachtte elke dag voor Algerabrug. Ik wachtte tot de directeur zou opstappen. Ik wachtte op een koper voor ons huis. Ik was duizelig. Ik bleef duizelig. Het eindigde abrupt. Het was klaar. Een hooglopende woordenwisseling bij de grote rector deed het ‘m. Ik had H beloofd niet te gaan janken, dus dat deed ik ook niet. Een man een man, een woord een woord. Het ging hard tegen hard. De drie eenheid van mannen tegenover mij bulderden. Ik zag het. De schellen van mijn ogen. Een optreden. Ik stapte eruit. Ik wist het. Opeens wist ik het. Ik ga voor de klas, ik ga mijn eerstegraads halen. Er kwam nog over iets over mijn kwaliteiten. Ik stond op, en zei: ‘Doei.’ Op hoge hakken met opgeheven hoofd liep ik het kantoortje uit. Ik keek omhoog, lucht. Ik was euforisch. Ik was weer docent.
Ik kreeg een lerarenbeurs. We kochten een camper (hypotheek 3). Ik werd als docent tewerkgesteld binnen het bestuur. Bij een rector die mij dan wel eventueel op zijn school als docent wou hebben… Zo verwoordde de grote rector dat. Het werd mijn eigen middelbare school. Mijn favoriete docent, mijn voorbeeld, werd mijn rector. Hij had mij in 1984 bijna op de trein terug naar huis gezet toen hij mij in Groesbeek tijdens de excursie havo-4 al jeu de boulend met appels, lallend van de zoete witte Bordeaux van AH op de gang van het jongensgedeelte had aangetroffen. De volgende dag hadden we op de goede afloop gebroederlijk bier gedronken in café ‘De Fiets’ in Nijmegen. Hij was zijn collega’s ‘kwijt’ en ik mijn groepje klasgenoten en beiden dus wijselijk naar het eindpunt van de puzzeltocht gekeerd. Hij had de pot met geld, ik gratis bier. Eens een bondgenoot altijd een bondgenoot.
Ik was weer terug op honk, ik kwam enigszins in de luwte. Maar nog niet genoeg. Het voelde nog niet. Na een maand kwam de fijne rector voor een beoordeling in de les. De nabespreking was kort: ‘Je bent een topdocent, maar dat wist ik al’, daarna mocht ik weg. Ik vond dat helemaal niet en had het ontzettend druk met studeren en weer gelukkig worden in het lokaal. Dat was allemaal enorm heftig. Ik ploeterde. Zwoegde. Reisde. Op vrijdag deden we aan de bar in de docentenkamer steevast een bier. Ik reed meestal in de Mercedes oldtimer 300tdt (uitbetaalde want afgeschafte opfrisverlof) van huis naar Spijkenisse. Verder van huis, vaker de camper. Het huis te koop.
De master in Tilburg. Mijn beste keuze ever (En.). Ik leefde op op woensdag, stortte na 4 dagen reizen en lessen net zo hard weer in. Buffelen kan ik. Alles. Minderen nee. Dan niets. Maathouden… ook nog een dingetje. Volhouden, niet afhaken. Het mooiste had ik al gevonden: ik wist wat ik al die jaren had gemist.
Comenius kwam vrij onverwacht met bovenbouw uren, ik waagde het. Zij kenden mij, daar moest iets moois uitkomen. Ik deed een fijn jurkje aan en stapte op vertrouwd terrein naar binnen. Het gesprek was in een kantoortje. Naast mij zat een echte docentcoach, hij had twee dikke ordners voor zich liggen. Hij mocht meepraten. Hij vroeg naar mijn escalatieladder. …? Hoe ik een les begon. Mijn hersens kraakten, het begin van een les simpel, boek open en beginnen waar we gebleven zijn. Hier zat vast een diepere gedachte achter, maar ik had mijn woorden, boeken open, al gesproken. Er waren twee Anne-Maries, ze konden geen keuze maken, er kwam een tweede gesprek. Ander jurkje. Andere setting. Uiteindelijk, ze hadden het heel zwaar gehad, mocht de andere Anne-Marie de baan, zij was onderwijs-innovator geweest en had dus een streepje voor.
Het werd tijd om te gaan. Ik wilde eerstegraads, geen zin in concurrentie, geen zin in een hoekje in mavo en onderbouw. Op een avond vlak voor de zomervakantie keek ik, zag ik en belde ik. Brielle Ik dacht ook alleen maar in de richting van de zee. Op gesprek. Geen brief, alleen een CV. Op vrijdagmiddag een week voor de zomervakantie nam ik voor het eerst in mijn leven ontslag. De rector hielp met het schrijven van de brief, ik wist niet hoe dat moest. Ik had een bovenbouwbaan en was weg.
Lessen prioriteit, alles voor de sectie en mijn studie gaat voor was de deal op Maerlant. De studie was alles, de reis haperde. De camper, mijn plee, redding in barre tijden. Huizenmarkt op slot. Geen oplossing. Ik was moe. Continu. Duizelig kwam terug. Onvast. Woensdag het lichtpuntje. Niet zeuren, leuke leerlingen op een leuke school. Opnieuw een jaarcontract. Fuck-it. Ik ging het leren: fuck-it. September, oktober, november. Ik was de fuck-it modus. December 2013. Het zou een mooi voorjaar worden. Januari 2014. Ik werd weer wie ik was.
Ik was klaar. Met het reizen. Met het zogenaamde veilige vaste. Klusjesman, vrij man. Ik danste in de kamer. Ik zong. Het dak eraf. Ik word een vrij man. Ik kon niet wachten. Snel. En gaan. Exit: fuck-it. Welkom: soit. Werk dichtbij. Plan: werk in uitvoering. Baan in beeld. Op gesprek en een les. Capelle aan den IJssel, drie dagen, bovenbouw. Geld? Soit! Kamer van Koophandel, freelancer, BTW. Mijn website. Blog. Mijn blog. Logo. Mijn logo. I AM. Nikon ook al? Soit. Netjes afmaken. LOL. Overwinning. Mijn overwinning.
De zomer. De zomervakantie. Anders. Alles. De eerste schoolweek. Op de fiets. Glimlachend. Vrij. Mijn 25ste schooljaar. I AM. Dicht bij huis. Dichtbij. Huis. Thuis. Thuis1.
N.B. eerder plaatste ik een gedeelte van deze tekst op facebook
Mooi Anne-Marie; ga hiermee door!